Het is dinsdag 15 maart 2022. Vandaag organiseren we voor het eerst een publieksprogramma in de Tolhuistuin in Amsterdam. Het idee achter deze openbare bijeenkomst, is dat we inzichten en kennis uit onze praktijk met een breder publiek delen. Daarnaast omarmen we de frisse blik van nieuwe mensen om onze inzichten te verdiepen en te verbreden.
“Wij zijn de Overheid” is de titel van dit eerste publieksprogramma. De verantwoordelijkheid van de burger en de overheid binnen het vraagstuk van bestaansonzekerheid staan centraal vanavond. Is de groeiende bestaansonzekerheid alleen een economisch probleem of kunnen we het beter als een moreel vraagstuk benaderen? En wat is dan de rol van de burger? Wat doet de overheid? Wie heeft welke taak, bevoegdheid en bovenal daadkracht?
Input voor de avond is de kritiek die Collectief Kapitaal vanaf het eerste uur mag verwelkomen. Dat biedt voer voor gesprek natuurlijk. Een greep uit de kritiek:
“Wat jullie doen, streven naar meer rechtvaardigheid en meer bestaanszekerheid, dat is geen taak van burgers, maar van de overheid!”.
“Maakt het bestaan van Collectief Kapitaal de overheid niet lui? Komt zij zelf dan nog wel in actie?”
“Jullie dempen de gevolgen van slecht beleid. Daardoor komen de echte hervormingen niet op gang”
“Jullie zijn een druppel op een gloeiende plaat. Echte vernieuwing heeft een veel groter bereik nodig. Het is zinloos wat jullie doen. Daarom geloof ik alleen in politieke interventie”.
Ecosysteem van verandering
In onze strijd voor een samenleving waar ieder mens een waardig en stabiel bestaan kan opbouwen, zien we de aanwezigheid van Collectief Kapitaal als onderdeel van een breder ecosysteem van verandering. Daarin speelt de burger een rol, maar ook de overheid en het burgercollectief. Ieder ‘organisme’ met zijn eigen schaal van invloed, mogelijkheden en verantwoordelijkheden.
Op basis van de kritiek zie je dat veel mensen naar burgercollectieven kijken alsof ze dezelfde mogelijkheden, verantwoordelijkheden en instrumenten hebben als de overheid. Als je een burgercollectief vergelijkt met de schaal waarop een overheid functioneert, dan zijn wij altijd een druppel op de gloeiende plaat. En bepaald ons handelen wat een overheid vervolgens doet of laat? Anders gezegd: levert het op deze manier vergelijken van burgercollectief en overheid ons eigenlijk iets op?
Of zouden we juist naar een burgercollectief kunnen kijken als een plek waar totaal iets eigens kan ontstaan. Is het bestaansrecht van een burgercollectief niet juist, dat er iets in het klein uitgeprobeerd kan worden? Zodat er op een ander niveau lessen uit getrokken kunnen worden?
Hoe kun je naar een burgercollectief kijken in termen van impact en invloed bijvoorbeeld?
Op basis van deze denkoefeningen, willen we vanavond inzoomen op de verdeling van verantwoordelijkheid (en bestaansrecht) tussen overheid en burgercollectief.
De functie van burgers
In de Tolhuistuin heeft zich een groep van 70 mensen verzameld, veelal uit Amsterdam Noord. Mensen die zich afvragen of we ’t zelf echt niet veel beter kunnen doen. Vanavond gáát over iets. Het zijn de vraagstukken van deze tijd. Het is de dag voor de Gemeenteraadsverkiezingen, we voelen een druk en een soort soberheid. Maar er is ook ruimte voor plezier en met een zekere gretigheid storten we ons op de vragen. Waarbij gespreksleider Mara van Nes het publiek prikkelt met uiteenlopende vragen.
Niet alle vragen worden deze avond onderzocht en beantwoord. Wat wel duidelijk wordt, is dat het belangrijk is om de functie van burgers in dit soort grote maatschappelijke vraagstukken te verhelderen. En ook die van het burgercollectief. Er worden suggesties gedaan om de samenwerking tussen overheid en burgercollectief ‘lerender’ in te steken. Om als burgercollectief niet alleen de overheid ‘nodig’ te hebben als het gaat om vergunningen, financiën en andere praktische/juridische aangelegenheden, maar ook om onszelf steviger te positioneren als kennispartner.
Aan de vertegenwoordigers vanuit de overheid wordt de oproep gedaan om de kennis van burgercollectieven serieuzer te nemen. En om deze kennis niet te vergelijken met de kennis van een ambtenaar, maar de waarde van de ‘eigenheid’ van die kennis te zien. En om daar ruim baan aan te geven.
Video van de bijdrage van Denise